“Ik kan je nu wel even gebruiken mam” fluister ik zachtjes in mijzelf. Het is dag drie in het ziekenhuis en zoals elke ochtend de laatste 2 maanden word ik om 6 uur wakker van mijn eigen spasme, gevolgd door pijn. Veel pijn. Nou is het woordje ‘veel’ relatief, maar vanochtend voelt het gewoon als veel. Vanochtend kan ik het gewoon even niet winnen van de pijn.
Ik zet de vondeling van Ameland op, mama’s lied. Zachtjes voeren de tonen en de zachte stem mij mee naar een plek waar ik naar toe wil. Mam zit naast me in deze melancholische gemoedstoestand. Ik wil naar de plek waar mijn tranen zitten, een plek die ik al even mijd. Te druk met het niet omvallen, te druk met thuis, te druk met mijn baan. Zelfs nu, terwijl ik zit te typen kan ik de tranen voelen, ik kan er alleen niet bij. Het mooie aan pijn is dat hij altijd tijdelijk is. Hij gaat altijd een keer voorbij, maar ook bij die gedachte kan ik nu even niet bij.
Mijn been is sinds een uurtje of 05:30 tikjes aan het geven. Een constante stroom van spasmes die mijn nodige slaap onrustig verstoort. Ik doe net alsof ze er niet zijn en knijp gespannen mijn ogen dicht, maar ook die strategie helpt vanmorgen weer niet. Heeft het overigens nooit gedaan. Mijn armen staan in brand, elke lichte aanraking doet pijn. Ik bevries in bed en vervloek de dag, waarom niet nou één ochtend gewoon pijnvrij wakker worden. Waarom niet één keer? Het lijkt wel of de haren op mijn arm op standje kippenvel staan en iemand daar contant 220 volt op aansluit. Ik weet dat mijn armen geen pijn hebben, er is immers niets mis mee, maar mijn hersenen besluiten anders. Ik bijt op mijn tanden, span mijn spieren aan en een ahhhh verlaat mijn mond. Ik ben aan het vechten, terwijl ik wil ontspannen. Ik ben aan het proberen te winnen, terwijl ik eigenlijk onder een deken aan de kant van het veld wil zitten. Ik wil alle verantwoordelijkheid op de wereld loslaten en verdrinken in mijn eigen lichaam. Ik wil niemand om mijn heen, ik wil gewoon even niks, niks helemaal niks. Ik weet dat deze strategie niet werkt. Ik weet het. Maar mijn geest is op na deze twee maanden.
Om 6 uur sluiten ze de antibiotica aan, ik doe net alsof ik nog slaap om maar niet te hoeven toegeven aan de realiteit. Ik kijk tot 10 uur televisie in bed, wetende dat de pijn alleen maar erger gaat worden naar mate ik langer in bed blijf. Maar ik kan mij er gewoon niet toe zetten te bewegen, omdat ik weet dat het nog meer pijn gaat doen. Nu inmiddels uit bed typ ik nog steeds in mijn T-shirt, mijn trui ligt al een uur wezenloos naar mij te staren. Ik heb het koud, maar het aantrekken van mijn trui, alleen de angst voor de stroomstoot die dat tot gevolg heeft, laat de trui daar onaangeraakt liggen.
Fight, freeze of flight? Ik kies voor freeze geloof ik. Ze zijn echt lief voor mij hier in het Tergooi, ik mag elke dag een paar uur naar huis ontsnappen. Dan knuffel ik Kim, Puck en Josefien, maar zelfs daar heb ik geen zin in vandaag. Het is een onwerkelijke situatie waarin ik met het infuus nog in mijn arm de auto in stap, naar huis rij wetende dat ik straks weer terug moet komen als patiënt.
Vandaag win ik het gewoon even niet. Maar verliezen mag ik ook niet van mijzelf. Mam lacht zachtjes naast mij op bed, zoals alleen moeders dat kunnen. Ze slaat een arm om mij heen en wiegt mij zachtjes tegen zich aan.
Nu heb ik toch de plek gevonden waar ik even wil zijn.
Ontroerd
Lieve Niek, ik zou willen dat ik iets voor je kon doen. Ik weet dat dat niet zal lukken. Ik hoop alleen dat de liefde van de mensen om je heen je de kracht zullen geven om erdoor heen te komen. Dat kan je.
Dikke kus en knuffel van Marlene